De Dook loert
Ik haast me uit mijn werk naar een bruiloft, waar witte duiven worden vrijgelaten. Het plein staat vol met opgewonden mensen. Het bruidspaar applaudisseert. Ik feliciteer ze en ren naar de parkeergarage.
Onderweg koop ik een kop koffie met een broodje bal en consumeer zonder echt te proeven.
Aangekomen bij het conferentiecentrum laat ik mijn bagage achter en ga in de grote zaal op de grond zitten. Mensen om mij heen zingen mee met teksten die zich lijken te herhalen.
Mijn lijf voelt gespannen. Gedachten schieten alle kanten op. Ik trommel ongeduldig met mijn vingers op de vloer.
De muziek sterft weg en het is alsof iemand ook de volumeknop in mijn hoofd terugdraait. Een diepe stilte daalt in mij en voel ik om mij heen. Een man is van achteruit de zaal langs me heen naar het podium gelopen. Vanaf daar raken zijn woorden mij op een manier die ik niet kan verklaren. Als hij stopt met spreken is het alsof hij recht in mijn hart kijkt.
Ik voel een explosie in mijn borstkas. En vooral: verbinding. Met alles wat ademt. Met licht en met donker. Ik zie in dat het ene niet zonder het andere kan.
Het miezert als ik op een doodgewone donderdagmorgen op de Middelmors aankom. Chris Hogewoning, alias ‘De Dook’ schenkt beneden in het wedstrijdsecretariaat koffie voor me in. Uit een muziekbox schallen Nederlandstalige hits, arbeidsvitaminen voor de vriendelijke schoonmaker die ons bemoedigend toeknikt terwijl ook hij een bakkie doet.
Chris is heel tevreden. “Alles is superschoon.”
We gaan naar boven en zetten een paar stoelen die omgekeerd op de tafels staan op de grond.
De Dook is een supervrijwilliger, een understatement. Hij is lid van verdienste en vrijwilliger van het jaar omdat hij bij de club zo’n beetje ‘alles’ heeft gedaan en nog steeds doet.
Chris is een echte Rijnsburger en daar komt hij graag voor uit.
“Rijnsburg staat in mijn paspoort, al komt mijn moeder en driekwart van mijn familie uit Katwijk.”
Ik vraag Chris wat het verschil tussen Rijnsburgers en Katwijkers kenmerkt.
“Dat is er eigenlijk niet. Het zijn allemaal harde werkers. En ‘niet zeiken’, dat is er met de paplepel ingegoten. Dat zeg ik nu ook nog weleens.”
Waarom iedereen Chris (en zijn zoon Niels, die het tot de selectie schopte) ‘De Dook’ noemt is mij een raadsel. Het boek Rijnsburgse Bijnamen van Agnes Korebrits-van Egmond biedt uitkomst.
Dook
Hogewoning kortte peen. Dit werd ook wel ‘peen duiken’ genoemd en op z’n Rijnsburgs werd dat ‘pene doke’, verkort De Dook.
Die informatie klopt, zo meldt Chris mij. Opa Chris (Dook) had met zijn broers Domp en Toet een kwekerij, waarin ze ook wortelen verbouwden.
Chris begint een rijmpje op te zeggen dat vroeger op een muur bij camping Koningshof geschreven stond.
Het is geen geest, het is geen spook
Het is er eentje van Cees den Dook
Ik denk dat een Rijnsburgse bijnaam vooral iets is wat je moet ervaren.
Chris zegt dat hij ‘nogal bekend’ is in Rijnsburg en dat dit ‘alles met voetbal te maken heeft’. Hij speelt er in de jeugd, breekt zijn knie en richt zich dan volledig op zijn werk. Eerst inpakken op de veiling, daarna bloemen rijden bij Wilfried de Mooij. Met zo’n klassiek busje met een rolluik, op een binnenlandse lijn naar de noordelijke provincies.
De Dook koopt de lijn van Wilfried in 2000 en als hij twee jaar geleden met pensioen gaat neemt zijn collega die van hem over. Nu doet hij nog een paar ochtendjes inpakwerk op de veiling, omdat hij dat zo leuk vindt. En rijdt hij af een toe op een ritje naar Noord-Duitsland mee.
Als hij weer aan voetballen toekomt is er bij de Boys een ledenstop en verkast hij met een groep vrienden naar de v.v. Oegstgeest. Daar laat Chris ‘de regelaar’ zich voor het eerst echt zien en vooral horen, want iedereen vindt dan al dat hij ‘zo lekker kan praten’.
De Dook zegt altijd waar het op staat. Recht voor zijn raap. Ook tegen zijn vrienden. Dat klaart de lucht, al is daarna soms even tijd nodig om de relatie te herstellen.
In Oegstgeest klinkt de lokroep van thuis die Chris niet kan en wil negeren. Of hij jeugdleider wil worden. De Dook keert terug in Rijnsburg waar ze door de aanleg van een nieuw veld opeens geen ledenstop meer hebben. Zijn vrienden volgen hem vanuit Oegstgeest.
Dan gaat het hard omdat iedereen De Dook weet te vinden en hij eigenlijk nooit ‘nee’ zegt. Een groep leden draagt hem als bestuurslid voor. Daarin gaat hij zich bezighouden met de accommodatie en werkt hij zelf net zo hard mee in het klussenteam. Hij is teamchef bij het eerste, in de tijd van de gouden generatie. Hij reorganiseert het wedstrijdsecretariaat (met zo’n 35 wedstrijden op een zaterdag), draagt bij aan de komst van het seniorenhonk, coördineert het reilen en zeilen in het Businesshome en is bestuurslid van de Businessclub.
Wie naar een röntgenfoto van zijn hart kijkt ziet dat het geel-zwart gestreept is.
Chris is bijna 45 jaar getrouwd met Petra, die in de kantine van de club de frietjes bakt. En met wie hij sinds kort ook nog eens de shirtjes van de selectiespelers wast. Volgens De Dook is zijn vrouw verbaal nog duidelijker dan hij.
Ik gok dat dit het geheim is van hun lange en gelukkige huwelijk.
Als Petra en Chris naar een aflevering van Married At First Sight op televisie kijken vraagt Chris aan haar of zij nog verliefd op hem is.
“Ja”, zegt Petra. “Jij op mij?”
“Ja”, zegt Chris, “ik ben nog steeds verliefd op jou.”
Mijn hart gloeit en dan schiet me iets te binnen wat dat hart onmiddellijk laat verkrampen. Het is een maand geleden. De Dook en ik zitten in ditzelfde businesshome samen met zo’n vijftien andere mannen. Boosheid en gekwetstheid buitelen over elkaar heen.
Het is, zo hoor ik later, voor het eerst in de geschiedenis van de club dat een conflict niet met een grom en een grol binnen de veilige muren van de vereniging wordt opgelost. Waarna niemand het er ooit nog over heeft.
Ik ijsbeer zo’n drie uur lang als neutrale en onpartijdige gespreksleider door de ruimte en doe hard mijn best om de vele, uit harten die zeer doen gesproken woorden te ordenen.
Hoe anders was het toen ik een mediation leidde nadat ik bij die man was geweest die vanaf het podium recht in mijn hart kon kijken. Zonder dat ik iets ‘deed’ voelden de partijen in dat conflict op een natuurlijke manier verbinding en vonden ze als vanzelf een oplossing die hun hart dicteerde.
Op die avond in Rijnsburg komt er toch een oplossing die met het hoofd wordt gevonden. Ik schrijf een verklaring waarin de partijen overeenkomen dat ze het oneens zijn. En dat ze het daarbij, in het belang van de club laten.
“Naar de buitenwereld klopt dat”, zegt De Dook. Het doet hem pijn dat het in het binnenste van de club nog steeds rommelt.
“En waarom?”
Ik zie De Dook nog voor me, op die avond in het businesshome. Hij loopt af en aan met koffie en frisdrank.
Hij spreekt niet maar kijkt intens toe.
Ik weet dat hij weet dat licht en donker onafscheidelijk zijn en dat een geel-zwart hart het uiteindelijk altijd wint van een onrustige geest.
Maar dat je soms het beste duidelijk kunt zijn door te zwijgen.