Kunt u ons de weg naar De Graafschap vertellen, meneer?
Ik zit aan een grote rechthoekige tafel in de bestuurskamer in het businesshome. Een open ruimte waar iedereen die daar niets te zoeken heeft automatisch wegblijft. Een min of meer heilige plaats.
Op de tafel staan schalen met mooi belegde broodjes en een vleessalade. Toegewijde dames serveren soep uit een enorme ketel die op temperatuur wordt gehouden. Uiteraard is er koffie en thee en zijn er schalen met koekjes.
Ik loop vandaag met Peter Zandbergen mee, die zijn eerste honderd dagen als voorzitter van de Uien erop heeft zitten. Een periode die, als je de literatuur mag geloven, een goede voorspelling is van wat nog gaat komen.
“In het begin dacht ik al aan de club als ik net wakker was. Als baas van mijn eigen bedrijf deed ik dat niet eens. Nu gaat dat beter.”
Peter moest dus wennen. Aan de nieuwe dingen. Aan de verantwoordelijkheid, de hectiek. Aan de vele harde stemmen met hun eigen gelijk. En vooral aan dat iedereen ‘op de club’ alles al blijkt te weten als jij nog denkt dat je een nieuwtje hebt.
Maar Peter heeft zichzelf teruggevonden. Een rustige, beminnelijke man met een glimlach waar zijn hele hoofd aan meedoet. Een soort moderne Boeddha. Een verbinder van nature, omdat hij niet anders dan zichzelf kan zijn.
Hans Martijn Ostendorp stelt zich voor. Ik begrijp al gauw dat hij de voorzitter van De Graafschap is. Hij eet een kop erwtensoep met rookworst en spreekt ontspannen over de bekerwedstrijd die gaat komen.
Toch gaat het dit seizoen minder goed met De Graafschap dan in andere jaren. De ploeg staat bijna onderaan in de Keuken Kampioen Divisie. Maar zolang de spelers hun strijd en passie laten zien op het veld, houden de supporters vertrouwen. Ostendorp is onderweg op de snelweg zo’n zestig echte fans tegengekomen. Hij heeft naar ze gezwaaid en zij hebben hun gebalde vuisten als optimistisch antwoord uit het raam gestoken.
Niemand stelt vragen over mijn aanwezigheid aan tafel, al krijg ik de volgende dag wel een app: ‘Zag ik jou nou gisteravond aan de bestuurstafel zitten?’
Iedereen weet alles meteen in Rijnsburg.
Ik ontmoet scheidsrechtersbaas Dick van Egmond. Hij drinkt zwijgend koffie. Cornelis Visser en Sonny Spek schuiven aan, die vanavond vooral burgemeester en wethouder van Rijnsburg zijn.
Dan komen er vier mannen aan tafel zitten die ik inschat als twintigers. Ze dragen coltruien met daarover een colbertjasje met logo van de KNVB. Ik zit oog in oog met het voor deze wedstrijd willekeurig samengestelde arbitrale kwartet.
Ik kijk op mijn horloge en voel de wedstrijdspanning stijgen. Ik zweep mijzelf op. Rijnsburg draait lekker, De Graafschap niet en op de in ‘Theatre of Dreams’ omgedoopte Middelmors zijn dromen misschien geen bedrog.
De andere gasten aan tafel lijken mijn opwinding in het geheel niet te ervaren. Ze eten, drinken en keuvelen. Zo ook Peter, die voornamelijk aandachtig en vriendelijk luistert en kijkt. Hij lijkt onbewogen door de aanwezigheid van het gemeentebestuur dat ongetwijfeld kritisch zal toezien of de supporters van de Uien zich blijven gedragen.
Want dat verhaal is bekend. Er waren vorig jaar rellen en mede daardoor is de HKR (Harde Kern Rijnsburg) opgedoekt. En mogen de vaste fans voorlopig niet mee naar uitwedstrijden. Er is daardoor ook in thuiswedstrijden niet of nauwelijks sprake meer ‘lekker lawaai’ op de tribunes. Dat vind ik jammer.
Nee, dan de fans van De Graafschap die aan de overkant van de tribune zijn opgesteld. Zonder te overdrijven: ze zingen, klappen, trommelen en scanderen van de eerste tot en met de laatste minuut. Zelfs nadat Rijnsburg de spanning in de wedstrijd terugbrengt door een gracieuze stift van spits Dani van der Moot.
De ‘anhangers uut Doetinchem’ werken hun hele, uitgebreide repertoire af. Ik hoor de nodige liedjes met ‘olé’ erin en verder roepen ze hard ‘Ach-ter-hoek’. Geen woord over de tegenstander, laat staan iets vervelends.
Mijn bewondering en waardering voor die gasten groeit met de minuut.
Peter Zandbergen heeft intussen de Rijnsburgse fans hoop op een betere toekomst gegeven. Ze mogen vandaag alvast een sfeeractie uitvoeren. De supporters zijn met de pet rondgegaan en de 1.600 euro die daarmee is opgehaald wordt vlak voor aftrap via fraai vuurwerk de lucht in geschoten.
Even ervoor ervaar ik hoe het geluid van stilte nog intenser kan klinken dan het geknal van vuurwerk. De Middelmors zwijgt een volle minuut vanwege het overlijden van Wilfried van den Eijkel. Bloemenhandelaar, superfan van de Rijnsburgse Boys en maar 52 jaar geworden. Tijdens zestig indrukwekkende seconden hoor ik alleen het zachte geruis van verkeer in de verte. Het voelt alsof alles en iedereen in het hele universum met elkaar en vooral ook met Wilfried is verbonden.
In de pauze staan ‘wij’ met 0-1 achter. Ik vraag burgemeester Visser naar een analyse van de eerste helft. Hij geeft, het viel te verwachten, een politiek en dus ontwijkend antwoord. Daardoor kom ik er niet achter of hij nou echt verstand van voetbal heeft. Zijn voorganger Wienen had dat in ieder geval niet, al zag ik hem ooit op de tribune leergierig naar toenmalig wethouder Daan Binnendijk luisteren toen die de buitenspelval uitlegde.
Ik vraag aan scheidsrechtersbaas Dick van Egmond of de 0-1 van De Graafschap toch geen buitenspel was. Dick zet zijn tanden in een gevulde koek, kauwt bedachtzaam en zegt dan: “Zou kunnen.”
Ik weet genoeg en berust in de realiteit. Het is eigenlijk ook wel rustig, zo zonder videoscheidsrechter.
In de tweede helft steken de Rijnsburgse spelers opnieuw vuurwerk af op het veld. Het kraakt en piept bij de Superboeren. Waar iedereen de gelijkmaker verwacht wordt het echter 1-3 en vieren de spelers uit Doetinchem de bekerwinst uitzinnig met de naar achter het Rijnsburgse doel verhuisde fans.
Aan de bestuurstafel merk ik na afloop dat de Rijnsburgse nederlaag gauw is verwerkt. Peter drinkt witte wijn en straalt rust uit, waardoor ik me ook rustig voel. De mannen uit Doetinchem, voorzitter Ostendorp, technisch manager Bijleveld en een vriendelijke, roodharige man die ik (als oud Achterhoeker) aan zijn accent herken zeggen dat ze opgelucht zijn. Ze blijven onveranderd nuchter en vriendelijk.
Mijn liefde voor De Graafschap, ooit ontstaan toen die ploeg gelijkspeelde tegen Ajax en daarmee PSV indirect de titel bezorgde, is vanavond verder aangewakkerd.
Peter praat bij met wethouder Spek, die niet veel ouder oogt dan de arbiters van vanavond. Hij heeft bij de laatste verkiezingen met zijn partij Durf een spectaculaire winst geboekt. Ik vind hem een aardige, toegankelijke kerel. Ik meng me in de conversatie. Als we over popgroepen praten wil ik opeens grappig doen.
“Sonny, jij luister vast graag naar Boney M,” zeg ik.
Hij reageert: “Ja, vooral dat nummer Rasputin.”
Even ben ik in verwarring. Dan zet ik de wethouder met de volle baard met mijn inbeeldingsvermogen een bontmuts op. En wens ik het hedendaagse Rusland in stilte meer durf en bestuurders als Sonny toe.
Het loopt tegen elf uur. Peter zwaait zijn Doetinchemse vrienden uit. Mijn gedachten dwalen af. Hoe mooi zou het zijn als we in en buiten Rijnsburg weer een echt legioen aan supporters op de been zouden krijgen? De eerste honderd dagen van Peter bieden in ieder geval hoop en uitzicht op verdere verbinding.
Ik droom door en zie voor me dat supporters en leden van de businessclub ‘gemengd’ in bussen naar Doetinchem afreizen. Voor een masterclass juichen op De Vijverberg, het stadion van De Graafschap. De weg daar naartoe is niet moeilijk te vinden.
Dat was aan het einde van de jaren zeventig wel anders. Mijn vader, geboren in IJmuiden, en ik reden vanuit Eibergen naar Doetinchem, waar Telstar op bezoek zou komen. We hadden alleen een landkaart, zelfs het Shell stratenboek was er nog niet. Laat staan internet.
“Vraag jij eens aan die man daar hoe we bij De Graafschap moeten komen,” zei mijn vader toen we Doetinchem binnen waren gereden. We volgden exact de route die de vriendelijke heer mij had verteld. Eenmaal aangekomen zagen we niets wat maar op het stadion van De Graafschap leek.
Ik stapte uit de auto en keek om me heen. Net toen ik boos wilde worden op de man die me duidelijk de verkeerde weg had gewezen zag ik het staan. In grote, niet te missen neonletters.
Hotel De Graafschap.