Padel verplicht
In de jaren tachtig studeer ik rechten in Leiden. Ik heb een bijbaan als telefonist in het Hilton hotel in Amsterdam. Ik wek piloten en stewardessen en vraag collect calls en creditcardgesprekken aan naar het buitenland. Het is oorlog in Libanon en Beiroet is maar af en toe bereikbaar. Ik juich met de gasten mee als het toch lukt om verbinding te leggen.
Ik bedenk me dat ik dat eigenlijk nog steeds doe, nu in een andere baan. Mensen met elkaar verbinden, via gesprekken of boodschappen.
Er komen bekende mensen in het Hilton. Herman van Veen treedt er op tijdens het World Press Photo Gala. Ik ben een grote fan en vraag hem om een handtekening in een gedichtenbundel.
“Als je zin en tijd hebt,” zegt Herman, “we repeteren straks in de balzaal.” Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Als enige toeschouwer geniet ik van zijn optreden en het wordt magisch als hij aankondigt een lied speciaal voor mij te zingen.
Het is een tekst van Willem Wilmink met daarin een gedicht van Jan Campert:
Wie trouweloos van aard als ik eens Amsterdam verried
Hij vindt geen rust aleer zijn schuld gedelgd is met een lied
En waar hij gaat of waar hij staat
Vindt hij ter wereld niet
Voordat hij weer de duiven rond de Westertoren ziet
Het is 2022 en ik ben op weg naar Hillegom. Naar een gloednieuwe sporthal met zes padelbanen, twee bars en uiteraard kleedruimtes, douches en toiletten.
Padel Hill. In korte tijd uit de grond gestampt door Joost Kuhlmann, de fameuze ‘hangende’ spits aan de zijkant uit het glorieteam van de Uien dat tien jaar lang in de top drie stond, meerdere keren kampioen werd en vooral thuis onverslaanbaar leek.
Joost en ik zitten aan een tafeltje in de bar op de eerste etage met uitzicht op de padelbanen en gaan terug in de tijd.
“We hadden een geweldige groep,” verhaalt Joost. “We deden veel samen, ook buiten de club om. Minimaal een keer per maand naar Engeland of Spanje om een wedstrijdje te kijken. Om elkaar daarna tijdens de training de volle laag te geven. Dan waren we geen vriendjes. Maar op zaterdag streden we met elkaar, voor elkaar en voor de club.
Onze verdediging was bijna niet te passeren, we zetten overal druk, wetende dat we altijd wel een keer zouden scoren.
Het trainingskamp in het nieuwe jaar was altijd een belevenis. Van trainer Ted Verdonkschot mochten we twee van de vier avonden op stap. Overtrad je die regel, dan werd je uit de selectie gezet en vervielen de financiële afspraken.
Vier of vijf van ons – waaronder ik – wilden vaker uit. Via regenpijpen of bomen klommen we naar buiten om tot half zeven in de ochtend feest te vieren met de meegekomen sponsors. Om half acht zaten we aan het ontbijt, tijdens de de training liepen we vooraan en de oefenwedstrijd wonnen we, daar zorgden we wel voor. De sponsors keken naar ons en hielden hun mond.
Pas achteraf besef ik wat een bijzondere tijd ik heb meegemaakt. Hoe we met en voor elkaar bleven gaan.”
In die tijd werd je kampioen van de zaterdag. En kon je algeheel Nederlands amateurkampioen worden als je ook de kampioen van de zondag in een tweeluik versloeg. Ik vraag Joost of hij het over de kampioenswedstrijden tegen WKE wil hebben. Net als bij andere helden die ik uit die tijd heb gesproken betrekt zijn gezicht.
“Eigenlijk niet.” Na enig aandringen maakt hij voor mij een uitzondering.
“WKE. Woonwagenkamp Emmen. Thuis wonnen we met 1-0 en daar stonden we met 0-2 voor in de 87e minuut. Niets aan de hand met die superverdediging van ons.
Uit het niets maakte WKE de ‘eretreffer’ 1-2. Wij speelden de wedstrijd rustig uit. Iets te rustig, want WKE maakte gelijk, in de 94e minuut. Het was voor ons geen reden voor paniek en ook die jongens van WKE geloofden er kennelijk niet meer in. Ik hoorde er een tegen de scheidsrechter zeggen dat hij maar beter kon affluiten.
Maar dat deed de scheidsrechter niet. Ik was gewisseld en stond al feest te vieren met de supporters toen een inworp van WKE in ons strafschopgebied kwam en via de kluts in het doel verdween.
Daarna floot de scheidsrechter wél af en verloren we met 3-2. Stomverbaasd en aangeslagen moesten we penalties nemen. WKE en wij misten allebei de eerste drie strafschoppen. Ongekend. En daarna vergooiden wij het kampioenschap, een enorme klap.
Onderweg naar huis waren we doodstil. Maar toen de bus na middernacht het parkeerterrein van de Middelmors opdraaide, stonden honderden supporters ons daar juichend en klappend op te wachten. Ze namen ons mee naar de kantine waar we een soort van feest vierden. Ik voel nog het kippenvel en de ontroering. Het was letterlijk thuiskomen.
Toch kwam er een moment waarop het voetbalhuwelijk van Joost met de Uien eindigde.
“Er was twijfel bij de technische staf. Ik vroeg mezelf ook af of ik nog wel kon brengen wat ik wilde. Ted Verdonkschot werd trainer bij Quick Boys. Ted haalde mij ooit naar Rijnsburg toen ik bij HBC in Heemstede speelde. Nu wilde hij met mij kampioen worden. Ik vond het een hele moeilijke, bijna onmogelijke beslissing. Maar er gingen andere jongens weg en ik was bang dat ik als ik zou blijven op de bank zou moeten zitten.”
Joost gaf zijn ja-woord aan Ted in de winterstop. Toen dat nieuws vlak voor de wedstrijd van de Uien tegen Katwijk uitlekte waren de reacties ongekend heftig. Van supporters, van sponsoren en vooral van ‘voetbalvader’ Chris Hogewoning, die zich ‘tot in zijn poriën’ gekrenkt voelde.
Dat laatste hakte er nog het meest in bij Joost. Hij speelde het seizoen uit en vertrok. Te stilletjes voor een man en een speler van zijn statuur.
Na een jaar was de pijp leeg. Joost stopte bij Quick Boys. Hij werd vader van een zoon en richtte zijn aandacht op zijn functie als commercieel directeur van een mediabedrijf.
In 2022 liet hij in Hillegom zijn eigen padelcentrum bouwen. In Padel Hill komen opvallend veel voetballers langs, die met hun balgevoel ook op de padelbaan goed uit de voeten kunnen. In beide bars hangen grote schermen waarop altijd wel een interessant voetballetje rolt.
Sophie, de vriendin van Joost deed de styling van de hal en werkt keihard mee om het padelcentrum tot een succes te maken. Haar female touch is zichtbaar en voelbaar. Ook in het logo van Padel Hill. Voor Joost was het duidelijk dat daarvoor maar twee kleuren in aanmerking zouden komen.
Geel en zwart.
Want al vertrok Joost uit Rijnsburg en ging hij zelfs naar Quick Boys, zijn hart heeft de vorm van een ui gehouden.
Ik bedenk een alternatieve tekst voor het gedicht van Jan Campert, uit het lied dat Herman van Veen ooit speciaal voor mij zong.
Die trouweloos van aard als hij de Middelmors verliet
Hij vindt geen rust aleer zijn schuld gedelgd is met een lied
En waar hij gaat of waar hij staat
Vindt hij ter wereld niet
Voordat hij weer het zwart en geel van echte Uien ziet
Joost heeft de schuld van zijn vertrek, als die ooit al heeft bestaan, definitief beleden.
Omgekeerd geldt hetzelfde. Joost is een van de onmisbare schakels in de geschiedenis en het succes van de Rijnsburgse Boys.
Dat mag best eens worden opgeschreven. Je moet je helden namelijk blijven koesteren. Dankbaar voor ze zijn. En af en toe iets voor ze terugdoen. Dus: als je toch wilt gaan padellen, doe dat dan bij Joost in Hillegom.
Want Joost is een van ons.
En Joost mag het weten.