Theo prijst zich rijk
Ik studeer rechten in Leiden en woon op kamers bij een hospita, haar man en hun twee zoons van mijn leeftijd. Ik ben opgevoed als enig kind en niet gewend aan veel inloop. Dat is aan de Morsweg wel anders.
Er zijn nog twee studenten die een kamer huren en verder is er elke dag volk. Daar wen ik snel en gemakkelijk aan. Sterker nog: ik vind het gezellig om de meest verschillende typen mensen tegen te komen die me vrijwel zonder uitzondering inspireren.
Op zondagavond wordt er geklaverjast. Ik ken het spelletje niet, maar zit er graag bij om de boel te observeren. De spelers leggen om de beurt een kaart op tafel en smijten opeens uit het niets, voor mij dan, hun resterende kaarten open neer. Sommigen mopperen. Iemand begint te schrijven. Een ander zwijgt en glimlacht.
Ik denk aan mijn dierbare vrienden uit Leiden als ik bij Theo van der Meij op bezoek ga. Elke dinsdag- en donderdagmiddag klaverjast Theo met een min of meer vaste groep mannen in de kantine van zijn eigen zwembad.
Theo is voor mij de ongekroonde groentekoning van Rijnsburg. Een groothandelaar in aardappelen, groente en fruit die als een van de eersten een eigen distributiecentrum op de centrale groentemarkt in Amsterdam liet bouwen.
Theo heeft een kenmerkende kop met fraai krullend asgrijs haar. Hij draagt een zijden sjaaltje los om zijn nek, een vest en een gouden schakelketting.
Hij laat me binnen op zijn landgoed dat naast de Middelmors ligt. Er staat een ruime bungalow op waarin Theo en zijn vrouw Bep wonen. Even verderop is een iets kleiner huis voor de verhuur.
En dan hebben we natuurlijk nog het zwembad. Niet zomaar een bak water, maar een volwassen gebouw met een bad van zo’n 18 bij 8 meter plus bovenverdieping met professionele bar.
Ik herinner me dat Theo het liet neerzetten, zo’n 23 jaar geleden, omdat het de vraag was of dat mocht. Theo had geen advocaat nodig om de gemeente te laten inzien dat hij zelf wel kon bepalen hoe hij zijn baantjes in de achtertuin wilde trekken.
Theo koos ervoor om het geld dat hij met keihard werken verdiende te investeren in een community waarin zijn acht zusters met aanhang, zijn kinderen, kleinkinderen en vrienden steeds welkom zijn.
“Er is hier altijd wel aanloop. Laatst zou er op een zondag niemand komen. Zijn er toch weer twaalf. En vier honden.”
Theo ging als jongen van acht al met zijn vader mee. Zo leerde hij vroeg te handelen. Op zijn veertiende werd hij inkoper.
“Ik had lef en deed het beter dan mijn ervaren collega’s.”
Die zelfverzekerdheid heeft hem steeds geholpen. Op zijn 22ste nam hij met broer Jan de zaak van zijn vader over. Toen Jan op zijn 42ste plotseling stierf, waren alle helpers weg en sloeg Theo zich ook door die tegenslag heen, met zijn kenmerkende branie.
“Ik had zestig mensen aan het werk en soms een miljoen gulden in de week omzet. Ik kocht op veilingen en bij kwekers. Ik heb nooit zelf geïmporteerd, ze kwamen altijd naar mij toe. Met sperziebonen uit Egypte bijvoorbeeld. Daar verdiende ik altijd aan, welke prijs ik ook maakte. Mijn concurrenten kwamen bij mij inkopen. Om drie uur in de ochtend waren ze al op de markt en namen ze bijna alles mee. Mijn collega’s zeiden: “Om zeven uur komt Theo, dan hoor je de prijs.”
Theo komt uit een gezin van twaalf kinderen. Zijn drie broers leven niet meer en ook heeft hij een eigen zoon moeten begraven. Dat heeft er allemaal behoorlijk ingehakt bij Theo en zijn vrouw.
Het is misschien ook daarom dat Theo zijn gezondheid koestert, al laat hij de sigaretten niet staan. Hij gooit er een quote in die Johan Cruijff zou hebben gewaardeerd.
“Ik heb nooit overwogen te stoppen, dus heb ik er ook geen last van dat ik dat niet kan.”
Theo bezoekt alle wedstrijden van de Uien. Hij blijft er niet in hangen als ze een keer verliezen.
“Tijdens de derde helft ben ik dat alweer vergeten.”
We zitten in de kantine van zijn zwembad. Mister Rijnsburgse Boys Cees Driebergen is met twee andere maten aanwezig om te klaverjassen. Theo doet zelf nog even niet mee. Ik vraag of ze om geld spelen of voor de lol.
Theo is duidelijk.
“Het is een euro een kruisje, er moet wat op staan, anders is het niet leuk. Maar je wordt er niet armer of rijker van.”
Op de vensterbank kijkt bloemengroothandelaar Ernst Star ons vanaf een foto aan. Ernst overleed plotseling op 28 januari 2021. Hij was nog maar 63. Hier in het zwembad van Theo wordt hij behoorlijk gemist.
“Joetje”, zoals ze hem noemden, was vrijgezel. Toen hij tijdens het jaarlijkse trainingskamp in Spanje op een avond ‘een beetje verkering had’ in een kroeg, gingen zijn vrienden alvast stilletjes naar het hotel.
Maar Ernst wist niet meer waar ze logeerden. Omdat hij geen Spaans sprak en de taxichauffeur geen vreemde talen, liet Ernst hem rondrijden tot hij eindelijk het hotel herkende. Daar scholden de vrienden elkaar liefkozend de huid vol om vervolgens een biertje op de goede afloop te nemen.
Cees Driebergen roept opeens hard ‘stuk’. Geen idee waarom, het zal bij het spel horen. Ik zie de spelers hun kaarten op tafel gooien. Cees schrijft en zet een kruisje, een ander moppert en nummer drie glimlacht en zwijgt.
Het verhaal van Theo is nog niet af.
“Volgende week gaan we met 26 man familie cruisen in Noorwegen, dat hebben we al eerder gedaan. Stonden we met z’n allen op het dek om een foto te maken. Ik voelde me net Koning David.”
In het koninkrijk van Theo wonen zijn kinderen, kleinkinderen en vrijwel al zijn zusters binnen een straal van zo’n 800 meter.
Is er in zo’n hechte gemeenschap weleens mot, vraag ik. “Jawel”, zegt Theo. “Maar dat lossen ze zo weer op. Want iedereen wil bij deze familie horen.”
Ik maak een mentale aantekening, het is een mooie wijsheid om tijdens heisessies met ondernemers te gebruiken.
Ik vraag aan Cees waarom hij ‘stuk’ riep.
“Heeft met roem te maken. Kun jij niet klaverjassen dan?”
Ik denk dat als ik het hem zou vragen, de prijs van de roem voor Theo nooit zo hoog kan zijn als de waarde van zijn familie en vrienden.
Tenminste, als hij open kaart speelt.