Tensionitis
Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: ik lijd aan een hardnekkige aandoening die op bepaalde tijden de kop opsteekt. Het lijkt niet uit te roeien. Het gevecht ertegen duurt al jaren, van kinds af aan. Bijna elke wedstrijd die ons eerste speelt is dat spook er weer. En dat spookje heet niet Casper, want vrolijk word ik er niet van. Talloze keren is er aan gewerkt. Mezelf bepraten, rationeel denken, bagatelliseren, mezelf zeggen dat het niet zo erg is. Het helpt niet. Al op jonge leeftijd heeft dit amper te bestrijden virus zich in mijn hoofd genesteld. Ik wil er zo graag vanaf. Naar de Middelmors gaan – of naar een vreemd terrein – en dan compleet ontspannen zijn als het eerste speelt. Hoe dat is, ken ik wel hoor. Als er niets op het spel staat. In de voorbereiding bijvoorbeeld. Als het om relaxed voetbal kijken gaat is dat de mooiste tijd van het jaar. Ik vind mezelf soms maar een lachwekkend mannetje. Ga je naar je club kijken, maak je je zo sappel. Hoe kom ik er vanaf ?
Soms sta ik langs ons prachtige veld en dan vraag ik me af: “Hoeveel mensen hebben ook wat ik heb ?” Die vraag is geen schreeuw om aandacht. Dat gespannen gevoel is nl. na het laatste fluitsignaal zo weer vertrokken. Het is gewoon pure nieuwsgierigheid. Je ziet aan sommige mensen ook wel dat ze erg hopen op winst. Dat zie je aan de buitenkant. Anderen maken de indruk dat ze net kalmeringspillen op hebben. Die staan er zo ontspannen bij, dat kunnen bijna geen echte supporters zijn, zo maak ik mezelf wijs. In werkelijkheid is het gewoon afgunst. Ik wil er ook zo bij staan, met hartslag 55 p/m en met het gevoel dat we gewoon gaan winnen. Maar mijn lichaam en gevoel zeggen anders. Jaloers op mensen met veel geld, een groot huis of een kast vol dure lorre ben ik nooit geweest. Het boeit me geen reet. Maar mensen die de kunst van de ontspanning verstaan, die maken me wel jaloers.
Ik ken ze hoor, supporters die met 3-0 achter oprecht en vol overtuiging kunnen zeggen: “we gaan nog winnen!” In een onnozele bui heb ik het mezelf wel eens geprobeerd aan te praten, die ontspanning. Zo van: “wat maakt het uit joh, het is maar voetbal. Na afloop een biertje, ontspan.” Binnen de kortste keren na de gedachte moest ik om mezelf lachen. Uitlachen. Wanhopig rationaliseren noemen ze dat. In werkelijkheid vind ik sommige verliespartijen een kwelling. VVSB thuis tartte me tot diep in mijn vezels. Bijna een helft lang aan voelen komen dat het fout gaat en je voorspellende gedachten zien uitkomen, dat is pas echt klote. Dat onmachtige gevoel. Onbegrip. Het is echt. Dat aanpraten dat het wel meevalt, tijdens zo’n wedstrijd, voelt als heel erg nep.
Toch heb ik het mezelf zo vaak afgevraagd. “Waarom vind ik spanning zo klote ? En waarom bepaalt verlies mijn gevoel – weliswaar maar even – zo?” Ik sta niet in het veld, het is niet mijn schuld. Ik doe het niet. Maar toch, dat gevoel blijft komen. Schrale troost is dat het blijkt dat veel mensen op welk vlak dan ook dat ook hebben. Toch schaam ik me soms. Als ik de wedstrijd versla en na de 3-3, na 3-0 voor, tegen ONS Sneek een volle fles water keihard naar beneden donder, zo van de hoogste rij van de tribune af. Zonder te kijken of daar iemand loopt of zit. Ridicuul. Of schelden met een ziekte, na 0-3 achter voor rust tegen Capelle, afgelopen mei. Slaat nergens op.
Tien seconden later vraag ik me af waar ik mee bezig ben, maar het is de aard van het beestje. Volgens mij heb ik levenslang…
Het is ook best een eenzaam gevoel. Waarschijnlijk hou ik mezelf voor de gek. Er zal toch best iemand anders zijn tussen al die mensen die hetzelfde heeft? Oké, misschien wat meer ingehouden, maar toch.
Onlangs heb ik besloten het nare beestje een naam te geven. In mijn gedachten heet het ‘Tensionitis’. Tensionitis wordt gekenmerkt door een scala aan verschijnselen. O.a.: een hogere hartslag, een focus op potentiële gevaren en bedreigingen (lees: dingen in het veld zien die fout kunnen aflopen), het wegdenken van positieve signalen, het idee dat het waarschijnlijk toch wel fout afloopt en de sterke neiging om weg te lopen.
Triest allemaal. Ik speel al meer dan dertig jaar de wedstrijd Nico Glasbergen – Tensionitis. De stand is momenteel 14 voor en 678 tegen.
Om het toch een beetje positief af te sluiten: ik geniet daarom extra van een overwinning. Dat drankje na afloop smaakt toch wel. En als de wedstrijd afgelopen is lach ik mezelf voor de duizendste keer in mijn leven uit. Snapt u nu waarom de winst bij Hardenberg aanvoelde als één van de lekkerste van de laatste drie seizoenen? Verlies aan voelen komen en toch winnen in één van de moeilijkste uitwedstrijden van het seizoen. Goddelijk.