“Rijnsburgse Boys was wel een bekende zaterdagclub, maar geen club die jarenlang aan de top stond”, wist trainer Ted Verdonkschot (45) bij zijn aanstelling voor het begin van het seizoen 2003-2004, vertelt hij tegenover Hoofdklasse.org. Een negende plaats in het seizoen 2000-2001, een zesde in 2001-2002 en een zesde in 2002-2003; het zijn wel leuke resultaten, maar over pak weg tien jaar weet niemand ze meer. Onder Verdonkschot is er echter veel veranderd. Zo pakten de ‘Uien’ in de laatste vier seizoen drie afdelingstitels, twee districtsbekers en één landelijke beker. En daar kwam afgelopen zaterdag de zaterdagtitel nog bij. “Dat is wel een lijstje waar je trots op bent.”
Door Bart Bos
“Haha, ik kan de titels nog wel bijhouden, hoor”, vertelt Verdonkschot, zittend in een Haarlems café. “In de eerste twee jaar behaalden we beide keren een vierde plaats, maar pakten we wel beide keren een periodetitel. Daarna haalden we dus drie afdelingstitels, twee districtsbekers, één landelijke beker en de zaterdagtitel. Dat is wel een lijstje waar je trots op bent. Daar kun je mee thuiskomen.”
Toch heeft Verdonkschot bij Rijnsburgse Boys wel een aanloopperiode nodig gehad. “De eerste twee jaren waren moeilijk. Ik kwam in een heel nieuwe situatie terecht. Na anderhalf jaar heb ik zelfs te horen gekregen dat mijn contract niet verlengd zou worden. Een aantal spelers en sponsors zijn toen voor mij in de bres gesprongen met als resultaat dat het bestuur me alsnog wilde behouden.”
Dat is achteraf een uitstekende keuze geweest. De club is niet alleen erg succesvol geweest, maar op een aantal vlakken ook geprofessionaliseerd. Verdonkschot: “In de beginjaren was het bij Rijnsburgse Boys de gewoonte om met één grote groep van veertig selectiespelers te werken. De Rijnsburgse jongens zaten in de ene kleedkamer; de jongens van buitenaf in de andere. Dat kan gewoon niet. Als je ergens naartoe wilt, moet je gerichter gaan werken. Dat hebben we er toen zo langzaamaan ingebracht. We hebben een groep van twintig spelers en drie keepers afgescheiden en zijn ook met een tweede team gaan werken.”
“Daarnaast zijn er twee kunstgrasvelden aangelegd en is er afgesproken dat iedereen op kunstgras traint, behalve het eerste elftal.” Daarin stonden toen echter een aantal jongens die er al flinke tijd speelden. Verdonkschot zag dat zij de trainingen af en toe wat nonchalant ingingen. “Van die jongens, die tijdens trainingen de kantjes er wel eens vanaf liepen, hebben we toen afscheid genomen, wat me, getuige de veelvoud spandoeken die er werden opgehangen, niet in dank werd afgenomen. Maar in de jaren daarna zag je waar het, mede door een gerichte scouting, allemaal toe heeft geleid.”
“Het is van groot belang dat je die jongens daar steeds bij betrekt om zo samen tot resultaat te komen. Ik zeg wel eens gekscherend dat de drie trainingen belangrijker zijn dan de wedstrijd. Want daarin leg je de basis. Als trainer probeer je de spelers ervan bewust te maken dat je heel veel in zo’n training kunt leggen en er in de wedstrijd ook echt profijt aan kan hebben. Achter elke trainingsvorm zit een gedachte.” Hij noemt een voorbeeld: “Bij een pass- en trapvorm is het bijna gewoonlijk dat iedereen met één been trapt. Maar ik dwing ze ertoe om met twee benen te spelen; een vorm linksom en een vorm rechtsom. Dat heeft er dit seizoen toch weer in geresulteerd dat een aantal spelers met hun zogenoemde chocoladebeen heeft gescoord.”
Rijnsburgse Boys, dat in die periode tevens een nieuwe tribune, een wedstrijdanalist en een vaste assistent-trainer kreeg, stormde omhoog in de hoofdklasse. “De laatste vier jaar zijn we met een behoorlijk hechte groep aan de slag gegaan. Elk seizoen waren de spelers die weggingen en die vertrokken op één hand te tellen. Zij werden door de bestaande groep fantastisch opgevangen en brachten op hun beurt een positieve impuls. De kwaliteit van de groep ging daardoor steeds omhoog.”
Kers
Er waren verschillende periodetitels, afdelingstitels, districtsbekers en zelfs een landelijke beker te vieren. De prijs die nog ontbrak op dit lijstje was de zaterdagtitel (en de algehele amateurtitel). Dat zou de zogeheten kers op de taart zijn. “In het eerste kampioensjaar speelden we in de kampioenscompetitie heel onbevangen en goed, maar hadden we enkel de pech dat we de strafschoppen verloren van IJsselmeervogels. Ik vond echter dat we dat jaar wel het meeste recht hadden op de zaterdagtitel. Dat gebeurde helaas niet. En in het tweede kampioensjaar verkeken we ons op HHC Hardenberg, waartegen we in de eerste wedstrijd van de kampioenscompetitie weggecounterd werden met 0-3.”
Nadat de afdelingstitel vorig seizoen aan de neus van Rijnsburg voorbij ging (FC Lisse, uiteindelijk algeheel amateurkampioen, ging ermee heen), was er dit jaar -na een recordaantal van 65 punten in de reguliere competitie- een nieuwe kans om de andere kampioenen te verslaan. De route die daarvoor bewandelt moest worden: IJsselmeervogels-thuis, Harkemase Boys-uit, IJsselmeervogels-uit en Harkemase Boys-thuis.
De start (0-0 tegen IJsselmeervogels) was nou niet echt hoopgevend. “Soms moet je ook wel eens genoegen nemen met een resultaat en moet je wat zakelijker denken. Want als je die eerste verliest, wordt het gewoon heel erg moeilijk. Dat hebben we dit jaar dus anders aangepakt”, verdedigt Verdonkschot de stelling dat zijn ploeg in die wedstrijd te weinig risico heeft genomen.
Daarop volgde de 0-1-winst bij Harkema, door een late treffer van André van Egmond. “Rust bewaren op momenten dat ‘hij’ er niet ingaat; dat is ook de ervaring die je meeneemt. Wij hebben ook altijd een scenario gereed wat te doen als we móeten scoren. De jongens weten wat daarin van hen verwacht wordt. Harkemase Boys probeerden we daar ook mee te verrassen en, mede omdat de tegenstander in de tweede wedstrijd in drie dagen op was, zijn we ook vol op de aanval gaan spelen. Hoewel we in de tweede helft minder creëerden dan in de eerste helft, maakten we acht minuten voor tijd toch de 0-1. Daar moet je ook wat geluk bij hebben.”
Op de 2-3-overwinning bij IJsselmeervogels daarna was volgens Verdonkschot echter niets af te dingen. “Ik vind dat we daar de eerste helft heel goed gespeeld hebben. Het leek net of wij een mannetje meer hadden over het hele veld. We hebben gedomineerd, aanvallend gespeeld en constant de druk op IJsselmeervogels gehouden. We kwamen wel wat gelukkig op 0-1 en vlak voor rust ook nog op 0-2, maar we lieten IJsselmeervogels in de tweede helft zelf terugkomen. We konden geen druk meer houden op hun middenvelders Kevin Winter en Raymond Bronkhorst, waardoor zij beter in de wedstrijd kwamen. Na de 2-2 hebben we echter wel veerkracht getoond door in het laatste kwartier nog een tandje bij te schakelen.”
Door de zege van IJsselmeervogels bij Harkemase Boys is Rijnsburg niet meer in te halen door de andere kampioenen. Er komt nu dus een tweekamp aan tegen de zondagkampioen: WKE of Westlandia. Maar ongeacht of er een algehele titel bij komt of niet, “zal dit niet zo makkelijk te evenaren zijn”, weet Verdonkschot.
Volgens het spreekwoord heeft succes vele vaders, maar bij Rijnsburgse Boys heeft ‘ie er maar één: Ted Verdonkschot.
Ted Verdonkschot vindt het na zes jaar Rijnsburgse Boys wel mooi geweest en zocht naar een nieuwe uitdaging. Deze vond hij in de Haarlemse eersteklasser Young Boys. Een stap terug? “Als je bij Rijnsburgse Boys vandaan komt, is, op clubs als IJsselmeervogels, Spakenburg, FC Lisse en Quick Boys na, elke club een stapje terug. Misschien niet qua voetbal, maar meer door de entourage.” Maar zijn keuze viel op Young Boys door andere redenen. “Young Boys is een heel ambitieuze club, die in de toekomst ook graag deel wil uitmaken van de top van het zaterdagvoetbal. Aan mij de taak om dat te bewerkstelligen. Daarbij hoop
ik wel dat ik de rust krijg, die ik in de laatste vier jaar bij Rijnsburg heb gehad. De rust die nodig is om ergens naartoe te kunnen groeien.” Verdonkschot zou het geweldig vinden om in ‘zijn’ Haarlem een hoofdklasser te hebben en zegt dus met goede moed het avontuur tegemoet te gaan.