Na zes jaar Koninklijke HFC maakt trainer Pieter Mulders komende zomer de overstap naar Rijnsburgse Boys, werd afgelopen weekend bekend. Maar wie is hij? Een nadere kennismaking met de 49-jarige oefenmeester, van beroep taxateur van onroerend goed in dienst van de gemeente Amsterdam, woonachtig in Almere en vader van een 20-jarige dochter en een 17-jarige zoon, die bij Almere City FC voetbalt.
Wanneer had je voor het eerst contact met Rijnsburgse Boys?
‘Ik ken Ed Bos al langer en had al regelmatig contact met hem over allerlei voetbalzaken. Bij een van die gelegenheden had ik al eens laten doorschemeren dat ik best trainer in de Bollenstreek wilde worden. Dat heeft Ed goed onthouden. Nadat ik begin december bij HFC had aangegeven dat ik toe was aan een nieuwe uitdaging en daarna bekend werd dat Niek Oosterlee na dit seizoen weggaat bij Rijnsburgse Boys, kwam alles in een stroomversnelling. Er was meteen een klik. Na twee gesprekken met Ed Bos en Ad Hendriksen was het rond.’
Waarom wil je graag naar de Bollenstreek?
‘Het is een prachtige regio met mooie derby’s en veel publiek. Als speler-trainer bij IJsselmeervogels, waar ik twee jaar heb gezeten, had ik wedstrijden in zo’n entourage al eens meegemaakt. In die periode (2006 en 2007) speelden we met de Vogels in de nacompetitie om de zaterdagtitel tegen Rijnsburg, een aardige ploeg destijds, die bij ONS Sneek een doelpunt te kort kwam. Wij werden toen kampioen omdat we de penaltyserie serieuzer namen dan Rijnsburg en ONS Sneek. Dat soort wedstrijden spelen, spreekt aan.’
‘Daar kwam bij dat bij HFC alles op de rails staat na promotie van de eerste klas naar de topklasse. Het voetbalklimaat is er goed en ik kreeg alle vrijheid om de club op de kaart te zetten, samen met de technische staf en het bestuur. Het is lastig om aan te geven waarom ik weg wilde. Ik heb er een fantastische tijd gehad en men wilde graag dat ik bleef, maar mijn gevoel is dat ik iets anders moet gaan doen. Ik heb veel enthousiaste reacties gekregen nadat het rond was met Rijnsburg. Zowel de mensen van HFC als collega-trainers gunnen mij dit.’
Wat was jouw inbreng bij het succes van HFC?
‘De successen realiseer je natuurlijk met elkaar. Bij HFC, dat tweede klas gewend was, heb ik spelers het besef van discipline bijgebracht en aangegeven dat je er veel voor moet doen. In het begin was er weerstand, ook omdat de resultaten eerst tegenvielen. Maar daarna ging het lopen als een sneltrein. Binnen de vereniging was er de gedachte dat de eerste klas het hoogst haalbare was. Mensen zeiden tegen me: als we kampioen worden, loopt heel Haarlem de polonaise, maar we promoveerden tweemaal en de vereniging groeide mee. Het resultaat is dat we nu topklasse spelen. Ik vind dat spelers en trainer voor het hoogst haalbare moeten gaan, dus ook bij HFC willen we naar de tweede divisie, al is het bestuur wel tegen de eisen die de KNVB hieraan stelt. Het huishoudboekje moet wel op orde blijven. Maar sportief gezien kan het. Tegenstanders houden rekening met ons.’
Hoe kijk je naar de tweede divisie?
‘Ik ben heel positief over de tweede divisie. Door de mix van de beste zaterdag- en zondagclubs krijg je de prenten in de pap. Dat gaat nu eindelijk gebeuren. We kunnen dan ook zien of het zaterdagvoetbal beter is dan het zondagvoetbal. Persoonlijk denk ik dat de top van beide afdelingen gelijkwaardig is, misschien is de zaterdag topklasse in de breedte iets sterker dan de zondagafdeling. We gaan het zien. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als ik volgend jaar met Rijnsburgse Boys HFC tegenkom in de tweede divisie.’
Wat ben je voor een type trainer?
‘Het is moeilijk om van jezelf te zeggen wat voor soort trainer je bent, maar ik ben rechtlijnig en houd van duidelijkheid en eerlijkheid. Ik verwacht veel van de spelers. Verder houd ik van fris, aanvallend voetbal met spelers die het initiatief pakken en met veel druk naar voren spelen. Ik zeg altijd: als je de bal op de helft van de tegenstander kunt oppikken, ben je snel bij het doel. Ik ben geen afwachtende trainer en houd van 4-3-3, de speelwijze die Rijnsburg al jaren speelt. Ik kan slecht tegen mijn verlies, wil ten koste van alles winnen en ben heel fanatiek, maar ken wel de grens. Ik zal geen ramen ingooien en scheidsrechters beledigen als we verliezen.’
Hoe sta je tegen het inpassen van talentvolle jeugdspelers?
‘Ik heb bij HFC in totaal zo’n 25 jeugdspelers laten debuteren. Op dit moment spelen er ook weer twee tot drie talenten in het eerste van HFC. Daar steek ik veel energie in. Het tweede, het derde en de A1 spelen op hoog niveau. Ik ga daar altijd kijken. Want als je niet kijkt, zie je niets. Je moet jonge spelers het vertrouwen geven en ze mentaal weerbaar maken. Daar ben je trainer voor. Aan de andere kant moeten ze wel bereid zijn om ervoor te gaan en dingen te laten, zoals stappen en met de playstation spelen. Jonge spelers hebben vaak geen geduld, maar ze moeten beseffen dat ze er veel voor moeten doen. Uiteindelijk train je maar drie keer in de week: dan moet je het laten zien.’
Tot slot: wat weet je van Rijnsburgse Boys?
‘Ik heb de ploeg twee keer zien spelen dit seizoen: in de voorbereiding tegen mijn ploeg HFC (2-2) en thuis tegen DVS ’33 Ermelo (0-4 verlies). Dat was een slechte wedstrijd, maar daar moet je doorheen prikken. Zoiets kan ook een incident zijn. Van de huidige spelers ken ik alleen Jeroen Hessing persoonlijk. Net als ik woont hij in Almere. De komende maanden benut ik om de spelers te analyseren. En ik ga met de spelers en de staf praten. Ik ben vanaf nu elke zaterdag bij de wedstrijden van Rijnsburg. Zo krijg ik een goed beeld van de club. We hebben het nog niet over doelstellingen gehad, dat kan ook niet in stadium, maar wat ik wel kan zeggen is dat ik altijd wil presteren. En tot slot is de ambiance bij Rijnsburgse Boys natuurlijk prachtig: een tribune over de hele lengte van het veld – de mooiste van de regio, samen met Quick Boys – en 1000 tot 1500 man publiek. Waar vind je dat? Voetballers moeten beseffen dat het prachtig is om voor zoveel supporters te spelen.’