Geschiedenis (pagina 1 – 2 – 3 – 4)
Oprichting
Op 24 maart 1930 ziet Rijnsburgse Boys het levenslicht. Of eigenlijk: Rijnsburgse Football Club, zoals het in eerste instantie wordt genoemd. De afkorting RFC is echter al in gebruik, dus wordt de voetbalvereniging in augustus 1930 omgedoopt tot v.v. Rijnsburgsche Boys.
In de schilderswerkplaats van de heer M. Schoneveld, op de hoek van de Smidstraat en Vliet Zuidzijde, worden de oprichtingsplannen gesmeed. Mensen als Johan Schoneveld, Dirk van Vliet, Nic. Ouwersloot, Freek Bouwman, Adrie den Heijer, Albert Pauw, Dick van Iterson, Henk Ravensbergen, Gerrit van der Meij, Jac. de Mooij, Piet van der Meij en Gijs Rodenburg zijn in de werkplaats aanwezig.
Tot dat moment spelen voetballers alleen nog in straatteams. Zo nam de Lange Vaart het bijvoorbeeld op tegen de Smidstraat. De straten fuseren tot een voetbalclub voor heel Rijnsburg. Ook wordt er een officiële oprichtingsvergadering uitgeschreven, waarvan de datum niet bekend is. Op de vergadering in een zaal achter Avondrust, aan de Vliet Noordzijde, geven 45 mensen zich op als lid. De voetbalvereniging schrijft drie elftallen in bij de Leidse Voetbalbond. Als tenue wordt een geelzwart verticaal gestreept shirt gekozen, met een zwarte broek en geelzwarte kousen.
Het eerste bestuur bestaat uit voorzitter Jaap Ouwersloot, secretaris en penningmeester Nic. Ouwersloot, Wim van der Gugten, Adrie den Heijer, Jan van Iterson en Johan Schoneveld. Als voetbalveld neemt de vereniging een terrein aan de Almondeweg in gebruik, beter bekend als de Dijk. Eigenaar Jacobus van der Meij vraagt dertig gulden per maand voor het veld, dat regelmatig onder water staat en geen kleedgelegenheid heeft. Een zekere Van Iterson timmert een keet in elkaar, die ook als kantine fungeert. Willem Paauw ontfermt zich over de keet en is daarmee de eerste kantinebeheerder.
1930-1945
De eerste wedstrijd, op 3 mei 1930, wordt gespeeld tegen RODA uit Sassenheim. Door twee doelpunten van Jac. van der Vijver en 1 goal van Jan van Iterson winnen de Rijnsburgers met 3-0. In de eerste competitiewedstrijd op 20 september 1930 neemt Rijnsburgse Boys het op tegen Quick Boys. Het is een bizar duel. Met rust staan de Rijnsburgers in Katwijk met 1-4 voor. Met de harde wind in de rug wint Quick Boys de wedstrijd met 6-5. Doelpuntenmakers aan Rijnsburgse zijde zijn Bram van der Vijver, die dus het eerste officiële doelpunt van Rijnsburgse Boys maakt, Arie Ravensbergen, Floor van Duijn en Cas Hogewoning met twee goals.
Met zeven keer winst, 1 gelijkspel en zes verliespartijen eindigt Rijnsburgse Boys in het eerste seizoen als vierde, in een competitie van acht ploegen. ARC wordt kampioen.
Na een jaar verhuist de vereniging van de Dijk naar de Voorhouterweg, vanwege het drassige veld en de huurverhoging van boer Van der Meij. Uit angst voor represailles wordt de houten keet midden in de nacht verplaatst. Met behulp van paarden wordt de keet op balken over de sloten vervoerd. In de competitie is een tweede plaats het resultaat. In de economisch moeilijke tijd is zuinigheid geboden. Omdat leden die geen contributie betalen worden geschorst, loopt het ledental terug van 62 naar 51. Langzaam maar zeker krijgt de vereniging meer gestalte. In september 1932 wordt voor het eerst melding gemaakt van een jeugdelftal. Er wordt zelfs een trainer, Segaar, aangenomen, die een vergoeding van vijf gulden per week ontvangt. Tijdens het seizoen 1933-1934 verhuist Rijnsburgse Boys opnieuw. Ditmaal van de Voorhouterweg – ook wel De Faas genoemd – naar de Rijnsburgerweg. Als de koeien verjaagd zijn en de greppel in het veld is gedicht, blijkt het een mooi veld voor de vereniging, die 46 senioren, 20 aspiranten en 67 donateurs telt. Het eerste elftal eindigt in de competitie als laatste, maar degradeert niet. Ondanks de crisisjaren, de lage recettes en de dure verhuizing weet Rijnsburgse Boys te overleven. Eigenlijk is er geen geld om het eerste lustrum te vieren, maar na een inzamelingsactie onder supporters en leden is er genoeg geld voor een feestavond in de zaal van de heer Verbree, later Vliethof en café Centraal geheten. In het seizoen 1936-1937 wordt het eerste kampioenschap gevierd. Het derde elftal verslaat ARC 4 in een beslissingswedstrijd met 4-0.
Twee jaar later wordt Rijnsburgse Boys 2 voor het eerst kampioen. Het eerste elftal presteert matig in de jaren dertig, met bijna telkens een plaats in het rechterrijtje van het klassement. Door achterstallige contributie en onbehoorlijk gedrag van de leden gaat het ook in de vereniging niet zo goed. Het bestuur stelt op 22 augustus 1940 zelfs voor om tot ontbinding over te gaan. Na toezeggingen en een geldinzameling wordt dit verhinderd. Het eerste elftal mist in het seizoen 1940-1941 promotie naar de nieuw gevormde vierde klasse van de Nederlandse Voetbalbond, maar dat wordt twee jaar later alsnog gehaald. Dan, in 1943, wordt Rijnsburgse Boys namelijk voor het eerst kampioen. In de eerste klasse van de Leidse Regio laten de Boys clubs als Quick Boys 2, Noordwijk 2, Leiden, RCL en GWS achter zich. De prestaties op het hoogste niveau, de vierde klasse, zijn direct goed. Een tweede plaats achter Quick Boys is het resultaat van de spelers, onder wie illustere namen als Henk Glasbergen, Piet Oosthoek, Jac. van der Vijver, Jaap van Duijn, Gerrit Zandbergen, Jaap Kromhout, Bart Heemskerk en Cees van Vliet. De omstandigheden in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog zijn dermate erbarmelijk, dat er niet gevoetbald wordt.
1945-1955
Onder trainer Plantfeber uit Alphen aan den Rijn wordt het voetballen in 1945 weer opgepakt. Dankzij een tweede plaats in een competitie van zes ploegen promoveert Rijnsburgse Boys naar de nieuwe derde klasse. Daarin spelen de geelzwarten lange tijd een rol in de middenmoot, met als meest scorende spelers Cees van Vliet, Jaap van Duijn en Wim Zwaan.
In het seizoen 1948-1949 vinden er veel opvallende gebeurtenissen plaats bij Rijnsburgse Boys, dat dan zo’n 150 leden telt. Boegbeeld Henk Glasbergen stopt na 18 jaar onder de lat te hebben gestaan. Opmerkelijk is de komst van twee spelers van vliegkamp Valkenburg, te weten Kees Kraats en doelman Fons Hakkenberg. Als de prestaties tegenvallen, wordt de roep om een puur Rijnsburgs elftal groot. Talent is er genoeg, want het tweede elftal wordt kampioen. Rijnsburgse Boys speelt dat seizoen overigens niet in het vertrouwde geelzwart, maar in roodwit. De zogenaamde Arsenal-tenues zijn noodzakelijk, omdat er geen nieuwe geelzwarte kleding voorhanden is.
Tenslotte verhuist de vereniging voor de derde keer in het nog maar korte bestaan. Op 12 maart 1949 verricht burgemeester Höweler de opening op het nieuwe sportpark aan de Kanaalstraat. Daar verrijst een nieuw voetbalveld en een stenen clubgebouw inclusief kleedkamers.
In 1950 telt de vereniging vijf seniorenteams, twee juniorenelftallen, drie aspirantenteams en in totaal 168 leden. Op 21 juni 1952 staat Rijnsburgse Boys voor het eerst in de finale van de KNVB-zaterdagbeker. Op het terrein van Noordwijk zien 5000 toeschouwers dat tegenstander Quick Boys met 1-0 wint. De jeugdafdeling van Rijnsburgse Boys groeit gestaag. In 1953 wordt één van de zes jeugdteams kampioen. Het eerste elftal, met amateur-international Gerrit van der Nagel in de gelederen, is een jaar later dicht bij de titel, maar kampioen Monster en Quick Boys steken de Boys de loef af. In oktober 1954 staat de vereniging plotseling voor een groot probleem. De gemeente besluit huizen te bouwen op het terrein aan de Kanaalstraat, waardoor Rijnsburgse Boys niet langer over een accommodatie beschikt. Dankzij de hulp van Quick Boys, GWS, SJC en UDO kunnen alle elftallen toch hun wedstrijden spelen. Ondanks de problemen met de accommodatie spreekt de heer Caro van de KNVB afdeling Leiden op het zilveren jubileum de woorden: ‘Heel wat verenigingen heb ik zien oprichten en verdwijnen, maar Rijnsburgse Boys heeft bewezen levensvatbaar te zijn.’
1955-1965
Het ontbreken van een thuishaven is niet bevorderlijk voor de prestaties van het eerste elftal. In 1956 loopt de selectie promotie naar de nieuw te vormen tweede klasse ruimschoots mis met een voorlaatste plaats. Een jaar later is er beter nieuws wat betreft de accommodatie. Op 4 mei 1957 verzamelen 86 Rijnsburgers zich op de Noordwijkerweg, waar de nieuwe accommodatie zal verrijzen. Op initiatief van burgemeester Koomans worden alle leden boven de 14 jaar ingezet voor de bouw van een clubhuis en een tribune. Op die manier worden de te hoge kosten van 10.000 gulden teruggedrongen. Het vele vrijwilligerswerk mondt op 24 augustus 1957 uit in de opening van het prachtige gemeentelijk sportpark Rijnsburg.
Op sportief gebied vergaat het de geelzwarten ook steeds beter. In het seizoen 1958-1959 komt het eerste elftal een punt tekort op Zwaluwen Vlaardingen voor het kampioenschap. Een jaar later is het alsnog raak. Het team van Herry de Vos rekent op 20 februari 1960 met 2-0 af met directe concurrent Monster, waarmee de titel in de wacht wordt gesleept. Een ijzersterke achterhoede vormt de basis van het succes. Met doelman Bert Heemskerk en de verdedigers Bab Kralt, Lammert van der Sleet en Henk de Mooij krijgt de ploeg in 18 wedstrijden slechts 16 doelpunten te verwerken. In de voorhoede zorgen Cees van Maris, Henk van der Meij en Cees Heemskerk voor de doelpunten aan Rijnsburgse zijde. Ook de bijeenkomsten op vrijdagavond bij voorzitter Albert Paauw zijn een begrip. De spelers worden daar door de trainer mentaal voorbereid op de wedstrijd, wat zijn uitwerking niet mist.
De jeugdafdeling ontwikkelt zich ondertussen voorspoedig. In 1960 zijn er meer dan 140 pupillen, aspiranten en junioren lid van Rijnsburgse Boys. In hetzelfde jaar wordt Leo van der Lans aangesteld als eerste jeugdtrainer. De vereniging richt verder een jeugdsecretariaat op, dat onder leiding staat van Jan Wolvers. De leden van Rijnsburgse Boys krijgen in deze jaren ook een clubblad in de bus. Het allereerste exemplaar verschijnt op 1 juni 1959 en heet Clubnieuws. Na twee jaar wordt dit clubblad, onder redactie van de spelers Bert Heemskerk, Lammert van der Sleet en bestuurslid Rauke Hoogewoud, opgeheven. Een jaar later pakken Gerard van der Kwaak en Jac. Prins de draad weer op. Onder de naam De Treffer maken ze elke maand 450 exemplaren van het clubblad, dat gretig aftrek vindt onder de leden.
De terugkeer op het hoogste niveau valt het eerste elftal niet mee. Na twee moeizame seizoenen degradeert de ploeg van trainer Jac. Sloos in 1963. Het seizoen erop wordt Rijnsburgse Boys kampioen. In een beslissingswedstrijd tegen De Zwerver winnen de Boys met 4-2. Op het veld van CSVD in Delft zien 4000 toeschouwers dat topscorer Jac. den Heijer, Nico den Hoed en twee keer Gerard van der Kwaak voor de Rijnsburgse doelpunten zorgen. Opnieuw vormt de achterhoede, met Jan Heemskerk, Jac. van Klaveren en amateurinternational Bab Kralt, de basis voor het succes van het eerste elftal, dat getraind wordt door Leo van der Lans.